Vertaling van hoe gaat het?

Inhoud:

Nederlands
Spaans
hoe gaat het?, hoe maakt u het?, hoe gaat het ermee?
¿cómo está usted?
binnengaan, binnenlopen, ingaan {ww.}
entrar
montar

jij gaat binnen
hij/zij/het gaat binnen

entras
él/ella entra
» meer vervoegingen van entrar

Ik heb hen de bank zien binnengaan.
Los vi entrar al banco.
Ik zag hem de kamer binnengaan.
Lo vi entrar en el cuarto.
aangaan, betreffen, gelden, raken {ww.}
incumbir
concernir

hij/zij/het gaat aan

él/ella incumbe
» meer vervoegingen van incumbir

afgaan, vertrekken, weggaan, zich verwijderen {ww.}
irse
ausentarse
Ik zag Andrea van huis weggaan.
Vi a Andrea irse de su casa.
aangaan, formeren, vormen {ww.}
formar

jij gaat aan
hij/zij/het gaat aan

formas
él/ella forma
» meer vervoegingen van formar

doodgaan, overlijden, sterven, verscheiden, versmachten {ww.}
morir

jij gaat dood
hij/zij/het gaat dood

mueres
él/ella muere
» meer vervoegingen van morir

Alle mensen moeten sterven.
Todos los hombres deben morir.
Ik wil met Getter Jaani sterven.
Quiero morir con Getter Jaani.
aangaan, aanbelangen, betreffen, verkeren, zich verhouden {ww.}
tener relación
relacionarse
afgaan, bezoeken, opzoeken {ww.}
visitar

jij gaat af
hij/zij/het gaat af

visitas
él/ella visita
» meer vervoegingen van visitar

Ik wil Korea bezoeken.
Quiero visitar Corea.
Haar droom is om Parijs te bezoeken.
Su sueño es visitar París.
gelden, heten, doorgaan, zich aanstellen {ww.}
ponerse
ser presuntuoso
darse tono
doorgaan, verder gaan met, vervolgen, voortgaan, voortzetten {ww.}
continuar

jij gaat door
hij/zij/het gaat door

continúas
él/ella continúa
» meer vervoegingen van continuar

aangaan, afsluiten, contracteren {ww.}
ajustar
contratar
destajar

jij gaat aan
hij/zij/het gaat aan

ajustas
él/ella ajusta
» meer vervoegingen van ajustar

achteruitgaan {ww.}
retroceder

jij gaat achteruit
hij/zij/het gaat achteruit

retrocedes
él/ella retrocede
» meer vervoegingen van retroceder

achteruitgaan, verslechteren {ww.}
desmejorarse

jij gaat achteruit

afleggen, aflopen, doorgaan, gaan door {ww.}
recorrer
atravesar

jij gaat door
hij/zij/het gaat door

recorres
él/ella recorre
» meer vervoegingen van recorrer



Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Spaans

Hoe gaat het ermee?

¿Cómo van las cosas?

Hoe gaat het?

¿Cómo te va?

Hoi, hoe gaat het?

Hola, ¿qué tal?

Hallo John! Hoe gaat het?

¡Hola, John! ¿Cómo estás?

Hoi Mimi! Hoe gaat het?

¡Hola, Mimi! ¿Cómo estás?

Hoi Mimi! Hoe gaat het?

¡Hola, Mimi! ¿Cómo estás?

Hoe gaat het met iedereen?

¿Cómo están todos?

Hoe gaat het met mijn vrouw?

¿Cómo está mi esposa?

Hoe gaat het met je broer?

¿Cómo está tu hermano?

Hoe gaat het met je jongere zus?

¿Cómo está tu hermanita?

Hoe gaat het met de familie?

¿Cómo está la familia?

Hallo John, hoe gaat het met je?

Hola John, ¿qué tal?

Hey, hoe gaat het met je?

Hola, ¿cómo estás?

Hoe gaat het met je gezin?

¿Cómo está la familia?

Hoe gaat het met je vrouw?

¿Cómo está su esposa?