Vertaling van hoe maakt u het?

Inhoud:

Nederlands
Spaans
hoe gaat het?, hoe maakt u het?, hoe gaat het ermee?
¿cómo está usted?
afmaken, afsluiten, beëindigen, besluiten, uitmaken, voleindigen {ww.}
terminar
acabar

jij maakt af
hij/zij/het maakt af

terminas
él/ella termina
» meer vervoegingen van terminar

doden, doodmaken, ombrengen {ww.}
matar

jij maakt dood
hij/zij/het maakt dood

matas
él/ella mata
» meer vervoegingen van matar

Patriotten spreken altijd over sterven voor hun land, en nooit over doden voor hun land.
Los patriotas siempre hablan de morir por su país y nunca de matar por su país.
Het doden van olifanten, tijgers en andere bedreigde diersoorten is niet alleen wreed, het is ook illegaal.
Matar elefantes, tigres y otras especies en peligro no solo es cruel, también es ilegal.
fijnmaken, verpoederen, verpulveren {ww.}
pulverizar

jij maakt fijn
hij/zij/het maakt fijn

pulverizas
él/ella pulveriza
» meer vervoegingen van pulverizar

aanmaken, bereiden, toebereiden, voorbereiden {ww.}
preparar
adobar
aderezar

jij maakt aan
hij/zij/het maakt aan

preparas
él/ella prepara
» meer vervoegingen van preparar

Je moet je voorbereiden op de toekomst.
Te deberías preparar para el futuro.
doorkomen, doormaken, doortrekken {ww.}
ir a través de
atravesar

jij maakt door
hij/zij/het maakt door

atraviesas
él/ella atraviesa
» meer vervoegingen van atravesar

beleven, doorleven, doormaken, ondergaan {ww.}
vivir un suceso
vivir un hecho
dichten, dichtmaken, stoppen, toestoppen, verstoppen, volstoppen {ww.}
tapar
obturar

jij maakt dicht
hij/zij/het maakt dicht

tapas
él/ella tapa
» meer vervoegingen van tapar

buitmaken, behalen, verkrijgen, verwerven {ww.}
adquirir
consequir
obtener
alcanzar

jij maakt buit
hij/zij/het maakt buit

adquieres
él/ella adquiere
» meer vervoegingen van adquirir

maken, aanmaken, bedrijven, doen, uitbrengen, uitrichten, uitvoeren {ww.}
hacer

jij maakt aan
hij/zij/het maakt aan

haces
él/ella hace
» meer vervoegingen van hacer

dichtdoen, dichtmaken, sluiten, toedoen {ww.}
cerrar

jij maakt dicht
hij/zij/het maakt dicht

cierras
él/ella cierra
» meer vervoegingen van cerrar

aanmaken, aansteken, doen ontbranden, ontsteken, stoken {ww.}
encender

jij maakt aan
hij/zij/het maakt aan

enciendes
él/ella enciende
» meer vervoegingen van encender

fabriceren, maken, aanmaken, vervaardigen {ww.}
fabricar

jij maakt aan
hij/zij/het maakt aan

fabricas
él/ella fabrica
» meer vervoegingen van fabricar

drogen, afdrogen, droogmaken, uitdrogen {ww.}
secar

jij maakt droog
hij/zij/het maakt droog

secas
él/ella seca
» meer vervoegingen van secar

beleven, doormaken, ervaren, ondervinden {ww.}
experimentar
pasar la experiencia

jij maakt door
hij/zij/het maakt door

experimentas
él/ella experimenta
» meer vervoegingen van experimentar

buitmaken, plunderen, roven, stropen {ww.}
robar
pillar

jij maakt buit
hij/zij/het maakt buit

robas
él/ella roba
» meer vervoegingen van robar