Vertaling van maken

Inhoud:

Nederlands
Spaans
maken, aanmaken, bedrijven, doen, uitbrengen, uitrichten, uitvoeren {ww.}
hacer

wij maken
jullie maken
zij maken

nosotros hacemos
vosotros hacéis
ellos/ellas hacen
» meer vervoegingen van hacer

Wat moet ik doen?
¿Qué debo hacer?
Wat wil je doen?
¿Qué quiere hacer?
componeren, maken, scheppen, schrijven {ww.}
escribir

wij maken
jullie maken
zij maken

nosotros escribimos
vosotros escribís
ellos/ellas escriben
» meer vervoegingen van escribir

Ik moet een brief schrijven.
Tengo que escribir una carta.
Moet ik een brief schrijven?
¿Tengo que escribir una carta?
creëren, maken, scheppen {ww.}
crear

wij maken
jullie maken
zij maken

nosotros creamos
vosotros creáis
ellos/ellas crean
» meer vervoegingen van crear

Het blijkt dat dit een zeer gunstige factor is voor ons project, dat juist als doel heeft in samenwerking een netwerk te scheppen van vertalingen in zoveel mogelijk talen.
Se ha hecho evidente que este es un factor muy favorable para nuestro proyecto, que precisamente tiene como objetivo crear en colaboración una red de traducciones en…
doen, laten, laten doen, maken {ww.}
causar

wij maken
jullie maken
zij maken

nosotros causamos
vosotros causáis
ellos/ellas causan
» meer vervoegingen van causar

fabriceren, maken, aanmaken, vervaardigen {ww.}
fabricar

wij maken
jullie maken
zij maken

nosotros fabricamos
vosotros fabricáis
ellos/ellas fabrican
» meer vervoegingen van fabricar

herstellen, maken, repareren, verhelpen, verstellen {ww.}
reparar
arreglar
restaurar
aderezar

wij maken
jullie maken
zij maken

nosotros reparamos
vosotros reparáis
ellos/ellas reparan
» meer vervoegingen van reparar

Ik heb mijn fiets laten repareren.
Mandé mi bicicleta a arreglar.
Ik moet mijn fiets laten repareren.
Tengo que mandar a reparar mi bicicleta.


Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Spaans

Buitenlanders maken me nieuwsgierig.

Los extranjeros me intrigan.

Aangenaam kennis te maken.

Mucho gusto.

Ga Mary wakker maken.

Vete a despertar a Mary.

Spinnen maken webben.

Las arañas tejen redes.

Ze zou iedereen gelukkig maken.

Ella haría a todos felices.

Ik zal u gelukkig maken.

Yo te haré feliz.

Ik zal u gelukkig maken.

Yo te haré feliz.

U kunt uw eigen maken.

Usted puede hacerse uno propio.

Hij is bang fouten te maken.

Él tiene miedo de cometer errores.

Dat heeft er niets mee te maken.

Eso no tiene nada que ver.

Hij houdt ervan wandelingen te maken.

Le gusta pasear.

Mag ik een foto van u maken?

¿Puedo tomarle una foto?

Wees niet bang om fouten te maken.

No tengas miedo de cometer errores.

Dit heeft niets met mij te maken.

Esto no tiene ninguna relación conmigo.

Wil je een korte wandeling maken?

¿Te apetece dar un paseo?