Vertaling van opbrengen

Inhoud:

Nederlands
Spaans
geven, aangeven, opbrengen, toebrengen, toekennen, verlenen {ww.}
dar

ik zal opbrengen
jij zult opbrengen
hij/zij/het zal opbrengen

yo daré
darás
él/ella dará
» meer vervoegingen van dar

Kan jij mij wat geld geven?
¿Me puede dar dinero?
Niemand kon het juiste antwoord geven.
Nadie pudo dar la respuesta correcta.
afwerpen, opbrengen, opleveren, voortbrengen {ww.}
producir

ik zal opbrengen
jij zult opbrengen
hij/zij/het zal opbrengen

yo produciré
producirás
él/ella producirá
» meer vervoegingen van producir

aandoen, aantrekken, opleggen, opbrengen, aanbrengen {ww.}
sobreponer
poner

ik zal opbrengen
jij zult opbrengen
hij/zij/het zal opbrengen

yo sobrepondré
sobrepondrás
él/ella sobrepondrá
» meer vervoegingen van sobreponer