Vertaling van treffen

Inhoud:

Nederlands
Spaans
frapperen, treffen, aandoen, aangrijpen {ww.}
afectar

wij treffen
jullie treffen
zij treffen

nosotros afectamos
vosotros afectáis
ellos/ellas afectan
» meer vervoegingen van afectar

aantreffen, ontmoeten, tegemoet treden, tegenkomen, treffen {ww.}
encontrar
chocar contra
dar con
topar
encontrarse con

wij treffen
jullie treffen
zij treffen

nosotros encontramos
vosotros encontráis
ellos/ellas encuentran
» meer vervoegingen van encontrar

Ah, wanneer ontmoeten ze elkaar weer?
Ah, ¿cuándo se volverán a encontrar?
halen, inslaan, raken, teisteren, treffen {ww.}
dar en
dar con
acertar

wij treffen
jullie treffen
zij treffen

nosotros acertamos
vosotros acertáis
ellos/ellas aciertan
» meer vervoegingen van acertar

raken, treffen, aandoen, aangrijpen {ww.}
afectar

wij treffen
jullie treffen
zij treffen

nosotros afectamos
vosotros afectáis
ellos/ellas afectan
» meer vervoegingen van afectar

vinden, bevinden, treffen, aantreffen {ww.}
encontrar
hallar

wij treffen
jullie treffen
zij treffen

nosotros encontramos
vosotros encontráis
ellos/ellas encuentran
» meer vervoegingen van encontrar

Ik kan mijn horloge niet vinden.
No consigo encontrar mi reloj.
Ik kan mijn handschoenen niet vinden.
No puedo encontrar mis guantes.
gevecht, kamp, slag [m], strijd, treffen, veldslag {zn.}
batalla [v] (la ~)
acción [v] (la ~)
Ze hebben het gevecht verloren.
Perdieron la batalla.