Vertaling van zucht

Inhoud:

Nederlands
Spaans
begeerte [v], zucht [v], lust, verlangen, wens, zin [m] {zn.}
deseo [m] (el ~)
Ik heb maar een wens.
Solo tengo un deseo.
Zijn wens werd uiteindelijk vervuld.
Su deseo finalmente se cumplió.
hunkering [v], zucht [v] {zn.}
afán [m] (el ~)
hunkeren, reikhalzen, verlangen, smachten, zuchten, zuchten naar {ww.}
anhelar
añorar
suspirar

ik zucht
jij zucht
hij/zij/het zucht

yo anhelo
anhelas
él/ella anhela
» meer vervoegingen van anhelar

kermen, zuchten {ww.}
gemir

ik zucht
jij zucht
hij/zij/het zucht

yo gimo
gimes
él/ella gime
» meer vervoegingen van gemir

kreunen, zuchten {ww.}
suspirar

ik zucht
jij zucht
hij/zij/het zucht

yo suspiro
suspiras
él/ella suspira
» meer vervoegingen van suspirar



Gerelateerd aan zucht

begeerte - lust - verlangen - wens - zin - hunkering - hunkeren - reikhalzen - smachten - zuchten - zuchten naar - kermen - kreunen