Vertaling van aanwennen
Inhoud:
Nederlands
Nederlands
aanwennen, gewoon maken, wennen {ww.}
aanwennen
gewoon maken
wennen {ww.}
gewoon maken
wennen {ww.}
ik zal aanwennen
ik zou aanwennen
jij zult aanwennen
ik zal aanwennen
ik zou aanwennen
jij zult aanwennen
» meer vervoegingen van aanwennen
aanleren, bekwamen, aanwennen {ww.}
aanleren
bekwamen
aanwennen {ww.}
bekwamen
aanwennen {ww.}
ik zal aanleren
jij zult aanleren
hij/zij/het zal aanleren
ik zal aanleren
jij zult aanleren
hij/zij/het zal aanleren
» meer vervoegingen van aanleren
Kunt ge mij het stelen aanleren?
Kunt ge mij het stelen aanleren?