Vertaling van afgesproken
voorwaardelijk {bn.}
akkoord
goed
in orde
okee
top {bw.}
afspreken {ww.}
ik heb afgesproken
jij hebt afgesproken
hij/zij/het heeft afgesproken
ik heb afgesproken
jij hebt afgesproken
hij/zij/het heeft afgesproken
» meer vervoegingen van afspreken
ik heb afgesproken
jij hebt afgesproken
hij/zij/het heeft afgesproken
ik heb afgesproken
jij hebt afgesproken
hij/zij/het heeft afgesproken
» meer vervoegingen van afspreken
een schikking treffen
het eens zijn
afspreken {ww.}
ik heb afgesproken
ik had afgesproken
ik zal afgesproken hebben
ik ben overeengekomen
ik was overeengekomen
ik zal overeengekomen zijn
» meer vervoegingen van overeenkomen
overeenkomen
afspreken {ww.}
ik heb afgesproken
jij hebt afgesproken
hij/zij/het heeft afgesproken
ik heb beklonken
jij hebt beklonken
hij/zij/het heeft beklonken
» meer vervoegingen van beklinken
ik heb afgesproken
jij hebt afgesproken
hij/zij/het heeft afgesproken
ik heb afgesproken
jij hebt afgesproken
hij/zij/het heeft afgesproken
» meer vervoegingen van afspreken