Vertaling van arbeid
arbeid
karwei
emplooi {zn.}
arbeiden {ww.}
ik arbeid
jij arbeidt
hij/zij/het arbeidt
ik werk
jij werkt
hij/zij/het werkt
» meer vervoegingen van werken
arbeid {zn.}
arbeiden {ww.}
ik arbeid
jij arbeidt
hij/zij/het arbeidt
ik werk
jij werkt
hij/zij/het werkt
» meer vervoegingen van werken
Voorbeelden in zinsverband
Na gedane arbeid is het goed rusten.
Na gedane arbeid is het goed rusten.
Industriële landen vereisen veel behendige arbeid.
Industriële landen vereisen veel behendige arbeid.
Niets zonder arbeid
Niets zonder arbeid
Iedereen heeft recht op arbeid, op vrije beroepskeuze, op goede en rechtvaardige werkvoorwaarden, en op bescherming tegen werkloosheid.
Iedereen heeft recht op arbeid, op vrije beroepskeuze, op goede en rechtvaardige werkvoorwaarden, en op bescherming tegen werkloosheid.
Zonder arbeid zal er geen brood in de mond zijn
Zonder arbeid zal er geen brood in de mond zijn