Vertaling van bekleden
Inhoud:
Nederlands
Nederlands
overtrekken, bekleden {ww.}
overtrekken
bekleden {ww.}
bekleden {ww.}
ik bekleed
jij bekleedt
hij/zij/het bekleedt
ik overtrek
jij overtrekt
hij/zij/het overtrekt
» meer vervoegingen van overtrekken
bekleden {ww.}
bekleden {ww.}
ik bekleed
jij bekleedt
hij/zij/het bekleedt
ik bekleed
jij bekleedt
hij/zij/het bekleedt
» meer vervoegingen van bekleden
in beslag nemen, bezig houden, beslaan, bezetten, bekleden {ww.}
in beslag nemen
bezig houden
beslaan
bezetten
bekleden {ww.}
bezig houden
beslaan
bezetten
bekleden {ww.}
ik bekleed
jij bekleedt
hij/zij/het bekleedt
ik besla
jij beslaat
hij/zij/het beslaat
» meer vervoegingen van beslaan
bekleden {ww.}
bekleden {ww.}
ik bekleed
jij bekleedt
hij/zij/het bekleedt
ik bekleed
jij bekleedt
hij/zij/het bekleedt
» meer vervoegingen van bekleden
bekleed, bekleden {ww.}
bekleed
bekleden {ww.}
bekleden {ww.}
ik bekleed
jij bekleedt
hij/zij/het bekleedt
ik bekleed
jij bekleedt
hij/zij/het bekleedt
» meer vervoegingen van bekleden