Vertaling van belemmeren
weerstreven
tegenwerken
dwarsbomen {ww.}
ik belemmer
jij belemmert
hij/zij/het belemmert
ik belemmer
jij belemmert
hij/zij/het belemmert
» meer vervoegingen van belemmeren
versperren
stuwen
afsluiten
afdammen {ww.}
ik dam af
jij damt af
hij/zij/het damt af
ik belemmer
jij belemmert
hij/zij/het belemmert
» meer vervoegingen van belemmeren
verstoren
belemmeren
hinderen {ww.}
ik belemmer
jij belemmert
hij/zij/het belemmert
ik stoor
jij stoort
hij/zij/het stoort
» meer vervoegingen van storen
belemmeren
opstoppen
obstructie voeren {ww.}
ik belemmer
jij belemmert
hij/zij/het belemmert
ik verstop
jij verstopt
hij/zij/het verstopt
» meer vervoegingen van verstoppen
belemmeren
stuiten
impediëren
bemoeilijken {ww.}
ik belemmer
jij belemmert
hij/zij/het belemmert
ik rem
jij remt
hij/zij/het remt
» meer vervoegingen van remmen
Voorbeelden in zinsverband
Niets zal mijn snood plan belemmeren.
Niets zal mijn snood plan belemmeren.
Niets zal mijn snood plan belemmeren.
Niets zal mijn snood plan belemmeren.