Vertaling van betreuren

Inhoud:

Nederlands
Nederlands
betreuren, spijt hebben van, bejammeren {ww.}
betreuren
spijt hebben van
bejammeren {ww.}

ik bejammer
jij bejammert
hij/zij/het bejammert

ik betreur
jij betreurt
hij/zij/het betreurt
» meer vervoegingen van betreuren

Betreuren
Betreuren
betreuren, bewenen, bejammeren {ww.}
betreuren
bewenen
bejammeren {ww.}

ik bejammer
jij bejammert
hij/zij/het bejammert

ik betreur
jij betreurt
hij/zij/het betreurt
» meer vervoegingen van betreuren

sparen, betreuren, ontzien, het jammer vinden van, bejammeren {ww.}
sparen
betreuren
ontzien
het jammer vinden van
bejammeren {ww.}

ik bejammer
jij bejammert
hij/zij/het bejammert

ik spaar
jij spaart
hij/zij/het spaart
» meer vervoegingen van sparen

Zijn levensdoel is geld te sparen.
Zijn levensdoel is geld te sparen.
Ze sparen hun geld voor de aankoop van een huis.
Ze sparen hun geld voor de aankoop van een huis.
betreuren, treuren, bewenen {ww.}
betreuren
treuren
bewenen {ww.}

ik betreur
jij betreurt
hij/zij/het betreurt

ik betreur
jij betreurt
hij/zij/het betreurt
» meer vervoegingen van betreuren



Gerelateerd aan betreuren

spijt hebben van - bejammeren - bewenen - sparen - ontzien - het jammer vinden van - treurenvinden - voelen