Vertaling van blaffen
Inhoud:
Nederlands
Nederlands
blaffen {ww.}
blaffen {ww.}
ik blaf
jij blaft
hij/zij/het blaft
ik blaf
jij blaft
hij/zij/het blaft
» meer vervoegingen van blaffen
Hij hoorde de hond blaffen.
Hij hoorde de hond blaffen.
blaffen {ww.}
blaffen {ww.}
ik blaf
jij blaft
hij/zij/het blaft
ik blaf
jij blaft
hij/zij/het blaft
» meer vervoegingen van blaffen
blaffen {ww.}
blaffen {ww.}
ik blaf
jij blaft
hij/zij/het blaft
ik blaf
jij blaft
hij/zij/het blaft
» meer vervoegingen van blaffen
katten, blaffen, snibben, sneren, grauwen, bekken, bassen, snauwen {ww.}
katten
blaffen
snibben
sneren
grauwen
bekken
bassen
snauwen {ww.}
blaffen
snibben
sneren
grauwen
bekken
bassen
snauwen {ww.}
ik bas
jij bast
hij/zij/het bast
ik kat
jij kat
hij/zij/het kat
» meer vervoegingen van katten
Ken heeft twee katten.
Ken heeft twee katten.
Ik heb dertien katten.
Ik heb dertien katten.