Vertaling van snauwen
Inhoud:
Nederlands
Nederlands
snauwen {ww.}
snauwen {ww.}
ik snauw
jij snauwt
hij/zij/het snauwt
ik snauw
jij snauwt
hij/zij/het snauwt
» meer vervoegingen van snauwen
katten, blaffen, snibben, sneren, grauwen, bekken, bassen, snauwen {ww.}
katten
blaffen
snibben
sneren
grauwen
bekken
bassen
snauwen {ww.}
blaffen
snibben
sneren
grauwen
bekken
bassen
snauwen {ww.}
ik bas
jij bast
hij/zij/het bast
ik kat
jij kat
hij/zij/het kat
» meer vervoegingen van katten
Hij hoorde de hond blaffen.
Hij hoorde de hond blaffen.
Ken heeft twee katten.
Ken heeft twee katten.
kat , grauw , grom, snauw {zn.}
kat
grauw
grom
snauw {zn.}
grauw
grom
snauw {zn.}
Die kat is bruin.
Die kat is bruin.
Ik heb geen kat.
Ik heb geen kat.