Vertaling van grom

Inhoud:

Nederlands
Nederlands
grom, visgrom {zn.}
grom
visgrom {zn.}
schreeuwen, loeien, hinniken, grommen, brullen, blaten, balken {ww.}
schreeuwen
loeien
hinniken
grommen
brullen
blaten
balken {ww.}

ik balk
jij balkt
hij/zij/het balkt

ik schreeuw
jij schreeuwt
hij/zij/het schreeuwt
» meer vervoegingen van schreeuwen

Ik hoorde een vrouw schreeuwen.
Ik hoorde een vrouw schreeuwen.
Blijkbaar begon haar moeder te schreeuwen.
Blijkbaar begon haar moeder te schreeuwen.
kat [m] (de ~), grauw [m] (de ~), grom, snauw [m] (de ~) {zn.}
kat [m] (de ~)
grauw [m] (de ~)
grom
snauw [m] (de ~) {zn.}
Die kat is bruin.
Die kat is bruin.
Ik heb geen kat.
Ik heb geen kat.
grommen {ww.}
grommen {ww.}

ik grom
jij gromt
hij/zij/het gromt

ik grom
jij gromt
hij/zij/het gromt
» meer vervoegingen van grommen

klagen, grommen, brommen, knorren, mopperen {ww.}
klagen
grommen
brommen
knorren
mopperen {ww.}

ik brom
jij bromt
hij/zij/het bromt

ik klaag
jij klaagt
hij/zij/het klaagt
» meer vervoegingen van klagen

Ze klagen altijd.
Ze klagen altijd.


Gerelateerd aan grom

visgrom - schreeuwen - loeien - hinniken - grommen - brullen - blaten - balken - kat - grauw - snauw - klagen - brommen - knorren - moppereningewanden - opmerking - roepen - uiten