Vertaling van balken
Inhoud:
Nederlands
Nederlands
balken {ww.}
balken {ww.}
ik balk
jij balkt
hij/zij/het balkt
ik balk
jij balkt
hij/zij/het balkt
» meer vervoegingen van balken
schreeuwen, loeien, hinniken, grommen, brullen, blaten, balken {ww.}
schreeuwen
loeien
hinniken
grommen
brullen
blaten
balken {ww.}
loeien
hinniken
grommen
brullen
blaten
balken {ww.}
ik balk
jij balkt
hij/zij/het balkt
ik schreeuw
jij schreeuwt
hij/zij/het schreeuwt
» meer vervoegingen van schreeuwen
Ik hoorde een vrouw schreeuwen.
Ik hoorde een vrouw schreeuwen.
Blijkbaar begon haar moeder te schreeuwen.
Blijkbaar begon haar moeder te schreeuwen.
balk (mv. balken) , onderlegger, ribbe {zn.}
balk (mv. balken)
onderlegger
ribbe {zn.}
onderlegger
ribbe {zn.}
Balk {eigenn.}
Balk {eigenn.}
giegagen, iaën, balken {ww.}
giegagen
iaën
balken {ww.}
iaën
balken {ww.}
ik balk
jij balkt
hij/zij/het balkt
ik giegaag
jij giegaagt
hij/zij/het giegaagt
» meer vervoegingen van giegagen
bint , balk {zn.}
bint
balk {zn.}
balk {zn.}
balk , diagram, notenbalk {zn.}
balk
diagram
notenbalk {zn.}
diagram
notenbalk {zn.}
streep , balk {zn.}
streep
balk {zn.}
balk {zn.}
balk {zn.}
balk {zn.}
balk {zn.}
balk {zn.}
balk (mv. balken) {zn.}
balk (mv. balken) {zn.}