Vertaling van balk

Inhoud:

Nederlands
Nederlands
Balk {eigenn.}
Balk {eigenn.}
onderlegger, ribbe [v], balk [m] {zn.}
onderlegger
ribbe [v]
balk [m] {zn.}
balk {zn.}
balk {zn.}
balk [m] (de ~), diagram, notenbalk [m] (de ~) {zn.}
balk [m] (de ~)
diagram
notenbalk [m] (de ~) {zn.}
balk [m] (de ~) {zn.}
balk [m] (de ~) {zn.}
balk [m] (de ~) {zn.}
balk [m] (de ~) {zn.}
balken {ww.}
balken {ww.}

ik balk
jij balkt
hij/zij/het balkt

ik balk
jij balkt
hij/zij/het balkt
» meer vervoegingen van balken

balken, blaten, brullen, grommen, hinniken, loeien, schreeuwen {ww.}
balken
blaten
brullen
grommen
hinniken
loeien
schreeuwen {ww.}

ik balk
jij balkt
hij/zij/het balkt

ik balk
jij balkt
hij/zij/het balkt
» meer vervoegingen van balken

bint [o] (het ~), balk [m] (de ~) {zn.}
bint [o] (het ~)
balk [m] (de ~) {zn.}
streep [m] (de ~), balk [m] (de ~) {zn.}
streep [m] (de ~)
balk [m] (de ~) {zn.}
giegagen, iaën, balken {ww.}
giegagen
iaën
balken {ww.}

ik balk
jij balkt
hij/zij/het balkt

ik giegaag
jij giegaagt
hij/zij/het giegaagt
» meer vervoegingen van giegagen