Vertaling van brullen
Inhoud:
Nederlands
Nederlands
schreeuwen, loeien, hinniken, grommen, brullen, blaten, balken {ww.}
schreeuwen
loeien
hinniken
grommen
brullen
blaten
balken {ww.}
loeien
hinniken
grommen
brullen
blaten
balken {ww.}
ik balk
jij balkt
hij/zij/het balkt
ik schreeuw
jij schreeuwt
hij/zij/het schreeuwt
» meer vervoegingen van schreeuwen
Ik hoorde een vrouw schreeuwen.
Ik hoorde een vrouw schreeuwen.
Blijkbaar begon haar moeder te schreeuwen.
Blijkbaar begon haar moeder te schreeuwen.
uitbrullen, gillen, brullen, bulderen, blèren {ww.}
uitbrullen
gillen
brullen
bulderen
blèren {ww.}
gillen
brullen
bulderen
blèren {ww.}
ik bleer
jij bleert
hij/zij/het bleert
ik brul uit
jij brult uit
hij/zij/het brult uit
» meer vervoegingen van uitbrullen
loeien, bulderen, daveren, brullen {ww.}
loeien
bulderen
daveren
brullen {ww.}
bulderen
daveren
brullen {ww.}
ik brul
jij brult
hij/zij/het brult
ik loei
jij loeit
hij/zij/het loeit
» meer vervoegingen van loeien
uitbrullen, loeien, brullen, bulken, briesen {ww.}
uitbrullen
loeien
brullen
bulken
briesen {ww.}
loeien
brullen
bulken
briesen {ww.}
ik bries
jij briest
hij/zij/het briest
ik brul uit
jij brult uit
hij/zij/het brult uit
» meer vervoegingen van uitbrullen
huilen, brullen {ww.}
huilen
brullen {ww.}
brullen {ww.}
ik brul
jij brult
hij/zij/het brult
ik huil
jij huilt
hij/zij/het huilt
» meer vervoegingen van huilen
Niet huilen alsjeblieft.
Niet huilen alsjeblieft.
Hij begon te huilen.
Hij begon te huilen.