Vertaling van bassen

Inhoud:

Nederlands

bassen {ww.}

ik bas
jij bast
hij/zij/het bast

ik bas
jij bast
hij/zij/het bast
» meer vervoegingen van bassen

huilen, bassen {ww.}

huilen
bassen {ww.}

ik bas
jij bast
hij/zij/het bast

ik huil
jij huilt
hij/zij/het huilt
» meer vervoegingen van huilen

Niet huilen alsjeblieft.

Hij begon te huilen.

bas (mv. bassen), basstem, baszanger {zn.}

bas (mv. bassen)
basstem
baszanger {zn.}

bas (mv. bassen) [m], bassist [m], baszanger [m] {zn.}

bas (mv. bassen) [m]
bassist [m]
baszanger [m] {zn.}

katten, blaffen, snibben, sneren, grauwen, bekken, bassen, snauwen {ww.}

katten
blaffen
snibben
sneren
grauwen
bekken
bassen
snauwen {ww.}

ik bas
jij bast
hij/zij/het bast

ik kat
jij kat
hij/zij/het kat
» meer vervoegingen van katten

Hij hoorde de hond blaffen.

Ken heeft twee katten.

bas, bassist [m] (de ~) {zn.}

bas
bassist [m] (de ~) {zn.}

basviool, bas [m] (de ~), contrabas [m] (de ~) {zn.}

basviool
bas [m] (de ~)
contrabas [m] (de ~) {zn.}

basstem, bas [m] (de ~) {zn.}

basstem
bas [m] (de ~) {zn.}

Zij houdt van die basstem.

bas [m] (de ~), basgitaar [m] (de ~) {zn.}

bas [m] (de ~)
basgitaar [m] (de ~) {zn.}

bas [m] (de ~), baszanger {zn.}

bas [m] (de ~)
baszanger {zn.}

baspartij, bas (mv. bassen) {zn.}

baspartij
bas (mv. bassen) {zn.}