Vertaling van partij

Inhoud:

Nederlands
Nederlands
Partij {eigenn.}
Partij {eigenn.}
feest [o], partij [v], fuif [v], festiviteit [v] {zn.}
feest [o]
partij [v]
fuif [v]
festiviteit [v] {zn.}
We hebben een feest volgende zaterdag.
We hebben een feest volgende zaterdag.
Het feest eindigde om negen uur.
Het feest eindigde om negen uur.
partij [v] (de ~), partijtje {zn.}
partij [v] (de ~)
partijtje {zn.}
Ik ben geen partij voor hem.
Ik ben geen partij voor hem.
laat ons de kwestie zonder een derde partij regelen.
laat ons de kwestie zonder een derde partij regelen.
partij [v] (de ~) {zn.}
partij [v] (de ~) {zn.}
Er zijn twee grote politieke partijen in de Verenigde Staten: de conservatieve Republikeinse Partij, en de liberale Democratische Partij.
Er zijn twee grote politieke partijen in de Verenigde Staten: de conservatieve Republikeinse Partij, en de liberale Democratische Partij.
partij {zn.}
partij {zn.}
stem, partij [v], kamp {zn.}
stem
partij [v]
kamp {zn.}
Je stem deed me huilen.
Je stem deed me huilen.
We zongen met luide stem.
We zongen met luide stem.
partij [v] (de ~) {zn.}
partij [v] (de ~) {zn.}
partij [v] (de ~), groep [m] (de ~) {zn.}
partij [v] (de ~)
groep [m] (de ~) {zn.}
Ik speel in een groep.
Ik speel in een groep.
Ik zou me graag bij jullie groep aansluiten.
Ik zou me graag bij jullie groep aansluiten.
spel, partij [v] (de ~) {zn.}
spel
partij [v] (de ~) {zn.}
Laat het spel beginnen!
Laat het spel beginnen!
Wanneer begint het spel?
Wanneer begint het spel?


Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Nederlands

Ik ben geen partij voor hem.

Ik ben geen partij voor hem.

laat ons de kwestie zonder een derde partij regelen.

laat ons de kwestie zonder een derde partij regelen.

Er zijn twee grote politieke partijen in de Verenigde Staten: de conservatieve Republikeinse Partij, en de liberale Democratische Partij.

Er zijn twee grote politieke partijen in de Verenigde Staten: de conservatieve Republikeinse Partij, en de liberale Democratische Partij.


Gerelateerd aan partij

Partij - feest - fuif - festiviteit - partijtje - stem - kamp - groep - spelparty - hoeveelheid - inbreng - toonkunst - groep - iets - wedstrijd