Vertaling van bas

Inhoud:

Nederlands
Nederlands
bas, bassist [m] (de ~) {zn.}
bas
bassist [m] (de ~) {zn.}
basstem, baszanger, bas {zn.}
basstem
baszanger
bas {zn.}
Zij houdt van die basstem.
Zij houdt van die basstem.
bassist [m], baszanger [m], bas [m] {zn.}
bassist [m]
baszanger [m]
bas [m] {zn.}
bas, baspartij {zn.}
bas
baspartij {zn.}
bas [m] (de ~), basgitaar [m] (de ~) {zn.}
bas [m] (de ~)
basgitaar [m] (de ~) {zn.}
bas [m] (de ~), baszanger {zn.}
bas [m] (de ~)
baszanger {zn.}
bassen, huilen {ww.}
bassen
huilen {ww.}

ik bas
jij bast
hij/zij/het bast

ik bas
jij bast
hij/zij/het bast
» meer vervoegingen van bassen

basviool, bas [m] (de ~), contrabas [m] (de ~) {zn.}
basviool
bas [m] (de ~)
contrabas [m] (de ~) {zn.}
basstem, bas [m] (de ~) {zn.}
basstem
bas [m] (de ~) {zn.}
snauwen, bassen, bekken, grauwen, katten, sneren, snibben, blaffen {ww.}
snauwen
bassen
bekken
grauwen
katten
sneren
snibben
blaffen {ww.}

ik bas
jij bast
hij/zij/het bast

ik snauw
jij snauwt
hij/zij/het snauwt
» meer vervoegingen van snauwen

bassen {ww.}
bassen {ww.}

ik bas
jij bast
hij/zij/het bast

ik bas
jij bast
hij/zij/het bast
» meer vervoegingen van bassen