Vertaling van borrel
aperitief {zn.}
ik borrel
jij borrelt
hij/zij/het borrelt
ik borrel
jij borrelt
hij/zij/het borrelt
» meer vervoegingen van borrelen
ik borrel
jij borrelt
hij/zij/het borrelt
ik borrel
jij borrelt
hij/zij/het borrelt
» meer vervoegingen van borrelen
zieden
op het kookpunt zijn
borrelen {ww.}
ik borrel
jij borrelt
hij/zij/het borrelt
ik kook
jij kookt
hij/zij/het kookt
» meer vervoegingen van koken
ik borrel
jij borrelt
hij/zij/het borrelt
ik borrel
jij borrelt
hij/zij/het borrelt
» meer vervoegingen van borrelen
proppie
opfrissertje
opkikkertje
witje
amsterdammertje
kaptein
slok
hassebasje
hassebassie
hartversterking
hartversterkertje
hartsterking
sassepril
lijpie
schnapps
neut
wippertje
oorlam
opwarmertje
borrel {zn.}
borrelen {ww.}
ik borrel
jij borrelt
hij/zij/het borrelt
ik bubbel
jij bubbelt
hij/zij/het bubbelt
» meer vervoegingen van bubbelen
ik borrel
jij borrelt
hij/zij/het borrelt
ik borrel
jij borrelt
hij/zij/het borrelt
» meer vervoegingen van borrelen