Vertaling van debiteren

Inhoud:

Nederlands
Nederlands
debiteren {ww.}
debiteren {ww.}

ik debiteer
jij debiteert
hij/zij/het debiteert

ik debiteer
jij debiteert
hij/zij/het debiteert
» meer vervoegingen van debiteren

vertellen, verhalen, debiteren {ww.}
vertellen
verhalen
debiteren {ww.}

ik debiteer
jij debiteert
hij/zij/het debiteert

ik vertel
jij vertelt
hij/zij/het vertelt
» meer vervoegingen van vertellen

Beide verhalen zijn waar.
Beide verhalen zijn waar.
Ik zal het niemand vertellen.
Ik zal het niemand vertellen.
debiteren, belasten {ww.}
debiteren
belasten {ww.}

ik belast
jij belast
hij/zij/het belast

ik debiteer
jij debiteert
hij/zij/het debiteert
» meer vervoegingen van debiteren

verkopen, debiteren {ww.}
verkopen
debiteren {ww.}

ik debiteer
jij debiteert
hij/zij/het debiteert

ik verkoop
jij verkoopt
hij/zij/het verkoopt
» meer vervoegingen van verkopen

Ik ga mijn huis verkopen.
Ik ga mijn huis verkopen.
Verkopen ze schriften in die winkel?
Verkopen ze schriften in die winkel?


Gerelateerd aan debiteren

vertellen - verhalen - belasten - verkopenboeken - verhalen