Vertaling van echtgenoot
echtgenoot
gemaal {zn.}
echtgenoot
vent
kerel
gade
mannie
manlief
gemaal
eega {zn.}
Voorbeelden in zinsverband
Ze haatte haar echtgenoot.
Ze haatte haar echtgenoot.
Wijlen haar echtgenoot was violist.
Wijlen haar echtgenoot was violist.
Mijn echtgenoot verdient honderdduizend dollar per jaar.
Mijn echtgenoot verdient honderdduizend dollar per jaar.
Hij zal een goede echtgenoot zijn.
Hij zal een goede echtgenoot zijn.
Hij zal een goede echtgenoot zijn.
Hij zal een goede echtgenoot zijn.
Hij zal een goede echtgenoot zijn.
Hij zal een goede echtgenoot zijn.
Ze had haar echtgenoot niet graag.
Ze had haar echtgenoot niet graag.
John zal een goede echtgenoot en vader zijn.
John zal een goede echtgenoot en vader zijn.
Zij zal voor altijd van haar echtgenoot houden.
Zij zal voor altijd van haar echtgenoot houden.
De echtgenoot van de zuster van mijn vader is mijn oom.
De echtgenoot van de zuster van mijn vader is mijn oom.