Vertaling van gemaal

Inhoud:

Nederlands
Nederlands
gemaal {zn.}
gemaal {zn.}
hinderpaal, hinder, gemaal, gezeur, hindernis [v] {zn.}
hinderpaal
hinder
gemaal
gezeur
hindernis [v] {zn.}
Slecht weer is geen hinderpaal.
Slecht weer is geen hinderpaal.
gemaal [o] (het ~) {zn.}
gemaal [o] (het ~) {zn.}
man [m], echtgenoot [m], gemaal {zn.}
man [m]
echtgenoot [m]
gemaal {zn.}
Ze haatte haar echtgenoot.
Ze haatte haar echtgenoot.
Wie is die man?
Wie is die man?
man [m] (de ~), echtgenoot [m] (de ~), vent, kerel, gade [m] (de ~), mannie, manlief, gemaal [m] (de ~), eega {zn.}
man [m] (de ~)
echtgenoot [m] (de ~)
vent
kerel
gade [m] (de ~)
mannie
manlief
gemaal [m] (de ~)
eega {zn.}
Die kerel is dubbelhartig.
Die kerel is dubbelhartig.
Wie is deze vent?
Wie is deze vent?
gezeur [o] (het ~), gezemel, gezever, gezanik, gezeik [o] (het ~), geteem, geouwehoer [o] (het ~), gemier [o] (het ~), gesodemieter, gemekker, gemaal [o] (het ~), gekanker, gejengel, geëmmer {zn.}
gezeur [o] (het ~)
gezemel
gezever
gezanik
gezeik [o] (het ~)
geteem
geouwehoer [o] (het ~)
gemier [o] (het ~)
gesodemieter
gemekker
gemaal [o] (het ~)
gekanker
gejengel
geëmmer {zn.}


Gerelateerd aan gemaal

hinderpaal - hinder - gezeur - hindernis - man - echtgenoot - vent - kerel - gade - mannie - manlief - eega - gezemel - gezever - gezanikinrichting - partner - uiting