Vertaling van goal

Inhoud:

Nederlands
Nederlands
doel [o], goal {zn.}
doel [o]
goal {zn.}
Ze bereikten hun doel.
Ze bereikten hun doel.
De pijl raakte het doel.
De pijl raakte het doel.
doelpunt [o], goal {zn.}
doelpunt [o]
goal {zn.}
Hij maakte een doelpunt tijdens de verlenging.
Hij maakte een doelpunt tijdens de verlenging.
doel [o] (het ~), kooi, hok [o] (het ~), goal [m] (de ~) {zn.}
doel [o] (het ~)
kooi
hok [o] (het ~)
goal [m] (de ~) {zn.}
De wereld is een hok met gekken.
De wereld is een hok met gekken.
Er zijn leeuwen in de kooi.
Er zijn leeuwen in de kooi.
doelpunt [o] (het ~), goal [m] (de ~) {zn.}
doelpunt [o] (het ~)
goal [m] (de ~) {zn.}


Gerelateerd aan goal

doel - doelpunt - kooi - hokruimte - voorwerp - punt - doelpaal - doelmond - doellat - doellijn