Vertaling van in wezen
in essentie
in wezen
wezenlijk {bw.}
toekennen
toeslaan
toewijzen {ww.}
ik gunde
jij gunde
hij/zij/het gunde
ik gunde
jij gunde
hij/zij/het gunde
» meer vervoegingen van gunnen
berispen
terechtwijzen
verwijten {ww.}
ik beknorde
jij beknorde
hij/zij/het beknorde
ik beknorde
jij beknorde
hij/zij/het beknorde
» meer vervoegingen van beknorren
ik wees terecht
jij wees terecht
hij/zij/het wees terecht
ik wees terecht
jij wees terecht
hij/zij/het wees terecht
» meer vervoegingen van terechtwijzen
adstrueren
bewijzen
staven
uitwijzen
waarmaken {ww.}
ik toonde aan
jij toonde aan
hij/zij/het toonde aan
ik toonde aan
jij toonde aan
hij/zij/het toonde aan
» meer vervoegingen van aantonen
tentoonspreiden
tonen
vertonen
wijzen
uitwijzen {ww.}
ik spreidde tentoon
jij spreidde tentoon
hij/zij/het spreidde tentoon
ik spreidde tentoon
jij spreidde tentoon
hij/zij/het spreidde tentoon
» meer vervoegingen van tentoonspreiden
afwijzen
verwerpen
weigeren
wraken
nee zeggen tegen {ww.}
ik sloeg af
jij sloeg af
hij/zij/het sloeg af
ik sloeg af
jij sloeg af
hij/zij/het sloeg af
» meer vervoegingen van afslaan
voor het gerecht dagen {ww.}
ik wees toe
jij wees toe
hij/zij/het wees toe
ik wees toe
jij wees toe
hij/zij/het wees toe
» meer vervoegingen van toewijzen
ik wees toe
jij wees toe
hij/zij/het wees toe
ik wees toe
jij wees toe
hij/zij/het wees toe
» meer vervoegingen van toewijzen
uitwijzen
uitdrijven
uitjagen
naar buiten jagen {ww.}
ik dreef uit
jij dreef uit
hij/zij/het dreef uit
ik verbande
jij verbande
hij/zij/het verbande
» meer vervoegingen van verbannen
terugwijzen
terugbezorgen
terugsturen
retourneren {ww.}
ik zond heruit
jij zond heruit
hij/zij/het zond heruit
ik zond heruit
jij zond heruit
hij/zij/het zond heruit
» meer vervoegingen van heruitzenden
verijdelen {ww.}
ik wees af
jij wees af
hij/zij/het wees af
ik wees af
jij wees af
hij/zij/het wees af
» meer vervoegingen van afwijzen
terechtwijzen
terechthelpen {ww.}
ik hielp terecht
jij hielp terecht
hij/zij/het hielp terecht
ik wees terecht
jij wees terecht
hij/zij/het wees terecht
» meer vervoegingen van terechtwijzen
ik wees na
jij wees na
hij/zij/het wees na
ik wees na
jij wees na
hij/zij/het wees na
» meer vervoegingen van nawijzen
vaarwel zeggen {ww.}
ik wees af
jij wees af
hij/zij/het wees af
ik wees af
jij wees af
hij/zij/het wees af
» meer vervoegingen van afwijzen
aangeven
aanwijzen
aanduiden
uitduiden {ww.}
ik duidde aan
jij duidde aan
hij/zij/het duidde aan
ik wees
jij wees
hij/zij/het wees
» meer vervoegingen van wijzen
afwijzen
terugwijzen
vertikken
weigeren {ww.}
ik keurde af
jij keurde af
hij/zij/het keurde af
ik keurde af
jij keurde af
hij/zij/het keurde af
» meer vervoegingen van afkeuren