Vertaling van incalculeren

Inhoud:

Nederlands
Nederlands
meerekenen, incalculeren {ww.}
meerekenen
incalculeren {ww.}

ik incalculeer
jij incalculeert
hij/zij/het incalculeert

ik reken mee
jij rekent mee
hij/zij/het rekent mee
» meer vervoegingen van meerekenen

incalculeren, meetellen, meerekenen {ww.}
incalculeren
meetellen
meerekenen {ww.}

ik incalculeer
jij incalculeert
hij/zij/het incalculeert

ik incalculeer
jij incalculeert
hij/zij/het incalculeert
» meer vervoegingen van incalculeren

rekenen, inbouwen, instellen, incalculeren {ww.}
rekenen
inbouwen
instellen
incalculeren {ww.}

ik bouw in
jij bouwt in
hij/zij/het bouwt in

ik reken
jij rekent
hij/zij/het rekent
» meer vervoegingen van rekenen

Op hem kan je rekenen.
Op hem kan je rekenen.
Je kan wanneer dan ook op me rekenen.
Je kan wanneer dan ook op me rekenen.


Gerelateerd aan incalculeren

meerekenen - meetellen - rekenen - inbouwen - instellenoptellen - voorzien