Vertaling van keer op keer

Inhoud:

Nederlands
Nederlands
keer op keer, uit en te na
keer op keer
uit en te na
herhaaldelijk, keer op keer {bw.}
herhaaldelijk
keer op keer {bw.}
omkeren {ww.}
omkeren {ww.}

ik keer om
jij keert om
hij/zij/het keert om

ik keer om
jij keert om
hij/zij/het keert om
» meer vervoegingen van omkeren

terugkomen, wederkeren, terugkeren, weeromkomen, wederkomen {ww.}
terugkomen
wederkeren
terugkeren
weeromkomen
wederkomen {ww.}

ik keer terug
jij keert terug
hij/zij/het keert terug

ik kom terug
jij komt terug
hij/zij/het komt terug
» meer vervoegingen van terugkomen

Je moet hier blijven totdat we terugkomen.
Je moet hier blijven totdat we terugkomen.
Ik denk dat hij nooit meer zal terugkomen.
Ik denk dat hij nooit meer zal terugkomen.
ten val brengen, omvergooien, omgooien, omkeren, kantelen {ww.}
ten val brengen
omvergooien
omgooien
omkeren
kantelen {ww.}

ik kantel
jij kantelt
hij/zij/het kantelt

ik gooi omver
jij gooit omver
hij/zij/het gooit omver
» meer vervoegingen van omvergooien

teruggaan, terugkeren, weer gaan, terugtrekken, teruglopen {ww.}
teruggaan
terugkeren
weer gaan
terugtrekken
teruglopen {ww.}

ik ga terug
jij gaat terug
hij/zij/het gaat terug

ik ga terug
jij gaat terug
hij/zij/het gaat terug
» meer vervoegingen van teruggaan

Laten we teruggaan.
Laten we teruggaan.
Laten we teruggaan.
Laten we teruggaan.
wederkeren, zich herhalen {ww.}
wederkeren
zich herhalen {ww.}

ik keer weder
jij keert weder
hij/zij/het keert weder

ik keer weder
jij keert weder
hij/zij/het keert weder
» meer vervoegingen van wederkeren

Bedenk, mens, dat gij stof zijt en tot stof zult wederkeren
Bedenk, mens, dat gij stof zijt en tot stof zult wederkeren
keren, zwenken, wentelen, wenden, ronddraaien, omdraaien, draaien {ww.}
keren
zwenken
wentelen
wenden
ronddraaien
omdraaien
draaien {ww.}

ik draai
jij draait
hij/zij/het draait

ik keer
jij keert
hij/zij/het keert
» meer vervoegingen van keren

Londen werd verscheidene keren gebombardeerd.
Londen werd verscheidene keren gebombardeerd.
Het was omdat hij gewond was dat hij besloot terug te keren naar Amerika.
Het was omdat hij gewond was dat hij besloot terug te keren naar Amerika.
toekeren {ww.}
toekeren {ww.}

ik keer toe
jij keert toe
hij/zij/het keert toe

ik keer toe
jij keert toe
hij/zij/het keert toe
» meer vervoegingen van toekeren

afkeren, pareren, afdraaien {ww.}
afkeren
pareren
afdraaien {ww.}

ik draai af
jij draait af
hij/zij/het draait af

ik keer af
jij keert af
hij/zij/het keert af
» meer vervoegingen van afkeren

aanhouden, keren, stilleggen, stilzetten, stoppen, stuiten {ww.}
aanhouden
keren
stilleggen
stilzetten
stoppen
stuiten {ww.}

ik houd aan
jij houdt aan
hij/zij/het houdt aan

ik houd aan
jij houdt aan
hij/zij/het houdt aan
» meer vervoegingen van aanhouden

betalen, dokken, storten, uitbetalen, uitkeren, voldoen {ww.}
betalen
dokken
storten
uitbetalen
uitkeren
voldoen {ww.}

ik betaal
jij betaalt
hij/zij/het betaalt

ik betaal
jij betaalt
hij/zij/het betaalt
» meer vervoegingen van betalen

keren {ww.}
keren {ww.}

ik keer
jij keert
hij/zij/het keert

ik keer
jij keert
hij/zij/het keert
» meer vervoegingen van keren

omdraaien, omkeren, ronddraaien, zich omkeren {ww.}
omdraaien
omkeren
ronddraaien
zich omkeren {ww.}

ik draai om
jij draait om
hij/zij/het draait om

ik draai om
jij draait om
hij/zij/het draait om
» meer vervoegingen van omdraaien



Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Nederlands

Ik heb keer op keer geprobeerd.

Ik heb keer op keer geprobeerd.

Ik lees de brief keer op keer

Ik lees de brief keer op keer

Je blijft keer op keer dezelfde fouten maken.

Je blijft keer op keer dezelfde fouten maken.

De druppel holt de steen uit, niet met geweld, maar door keer op keer te vallen

De druppel holt de steen uit, niet met geweld, maar door keer op keer te vallen