Vertaling van kolken

Inhoud:

Nederlands
Nederlands
kolken {ww.}
kolken {ww.}

hij/zij/het kolkt
zij kolken

hij/zij/het kolkt
zij kolken
» meer vervoegingen van kolken

zwirrelen, dwarrelen, wervelen, warrelen, kolken {ww.}
zwirrelen
dwarrelen
wervelen
warrelen
kolken {ww.}

hij/zij/het dwarrelt
zij dwarrelen
hij/zij/het kolkt

hij/zij/het zwirrelt
zij zwirrelen
hij/zij/het zwirrelt
» meer vervoegingen van zwirrelen

kolken {ww.}
kolken {ww.}

hij/zij/het kolkt
zij kolken

hij/zij/het kolkt
zij kolken
» meer vervoegingen van kolken

kolk [m] (de ~), modderpoel, poel [m] (de ~) {zn.}
kolk [m] (de ~)
modderpoel
poel [m] (de ~) {zn.}
neer [m] (de ~), kolk [m] (de ~), maalstroom [m] (de ~), draaikolk [m] (de ~) {zn.}
neer [m] (de ~)
kolk [m] (de ~)
maalstroom [m] (de ~)
draaikolk [m] (de ~) {zn.}
Meneer Gorbatsjov, haal deze muur neer!
Meneer Gorbatsjov, haal deze muur neer!
Ze lag neer op de grond en begon te lezen.
Ze lag neer op de grond en begon te lezen.
koker, kolk [m] (de ~), sluiskolk [m] (de ~) {zn.}
koker
kolk [m] (de ~)
sluiskolk [m] (de ~) {zn.}


Gerelateerd aan kolken

zwirrelen - dwarrelen - wervelen - warrelen - kolk - modderpoel - poel - neer - maalstroom - draaikolk - koker - sluiskolkcirkelen - plas - wending - ruimte