Vertaling van plas

Inhoud:

Nederlands
Nederlands
plas [m] {zn.}
plas [m] {zn.}
plas [m] {zn.}
plas [m] {zn.}
meer [o], waterplas [m], plas [m] {zn.}
meer [o]
waterplas [m]
plas [m] {zn.}
Meer kinderen, meer handen.
Meer kinderen, meer handen.
Hoe meer zielen, hoe meer vreugd.
Hoe meer zielen, hoe meer vreugd.
plas [m] (de ~) {zn.}
plas [m] (de ~) {zn.}
plas [m] (de ~), zeik [m] (de ~), pies [m] (de ~), pis [m] (de ~), urine [m] (de ~) {zn.}
plas [m] (de ~)
zeik [m] (de ~)
pies [m] (de ~)
pis [m] (de ~)
urine [m] (de ~) {zn.}
plas [m] (de ~) {zn.}
plas [m] (de ~) {zn.}
vijver [m], plas, waterplas [m], kolk [m] {zn.}
vijver [m]
plas
waterplas [m]
kolk [m] {zn.}
We wandelden rondom de vijver.
We wandelden rondom de vijver.
De kinderen pakten hun schaatsen en gingen richting de bevroren vijver.
De kinderen pakten hun schaatsen en gingen richting de bevroren vijver.
plas {zn.}
plas {zn.}
een plas doen, piesen, pissen, urineren, plassen {ww.}
een plas doen
piesen
pissen
urineren
plassen {ww.}

ik pies
jij piest
hij/zij/het piest

ik pies
jij piest
hij/zij/het piest
» meer vervoegingen van piesen

kabbelen, klapperen, klotsen, plassen, plonzen {ww.}
kabbelen
klapperen
klotsen
plassen
plonzen {ww.}

hij/zij/het kabbelt
zij kabbelen
ik klapper

hij/zij/het klappert
zij klapperen
ik klapper
» meer vervoegingen van klapperen

flodderen, plassen, waden {ww.}
flodderen
plassen
waden {ww.}

ik flodder
jij floddert
hij/zij/het floddert

ik flodder
jij floddert
hij/zij/het floddert
» meer vervoegingen van flodderen

oceaan [m] (de ~), plas, wereldzee [m] (de ~) {zn.}
oceaan [m] (de ~)
plas
wereldzee [m] (de ~) {zn.}
waterplas, plas [m] (de ~) {zn.}
waterplas
plas [m] (de ~) {zn.}
bespatten, plonzen, spatten, spetten, plassen, spetteren {ww.}
bespatten
plonzen
spatten
spetten
plassen
spetteren {ww.}

ik bespat
jij bespat
hij/zij/het bespat

ik bespat
jij bespat
hij/zij/het bespat
» meer vervoegingen van bespatten

piesen, pissen, sassen, urineren, wateren, plassen, zeiken {ww.}
piesen
pissen
sassen
urineren
wateren
plassen
zeiken {ww.}

ik pies
jij piest
hij/zij/het piest

ik pies
jij piest
hij/zij/het piest
» meer vervoegingen van piesen