Vertaling van metselen
Inhoud:
Nederlands
Nederlands
metselen {ww.}
metselen {ww.}
ik metsel
jij metselt
hij/zij/het metselt
ik metsel
jij metselt
hij/zij/het metselt
» meer vervoegingen van metselen
metselen {ww.}
metselen {ww.}
ik metsel
jij metselt
hij/zij/het metselt
ik metsel
jij metselt
hij/zij/het metselt
» meer vervoegingen van metselen
buffelen, zwelgen, bunkeren, slokken, metselen, schrokken {ww.}
buffelen
zwelgen
bunkeren
slokken
metselen
schrokken {ww.}
zwelgen
bunkeren
slokken
metselen
schrokken {ww.}
ik buffel
jij buffelt
hij/zij/het buffelt
ik buffel
jij buffelt
hij/zij/het buffelt
» meer vervoegingen van buffelen