Vertaling van opdonder

Inhoud:

Nederlands
Nederlands
krielkip [m] (de ~), ukkepuk, garnaal [m] (de ~), opdonder [m] (de ~), opdondertje [m] (het ~), onderdeurtje [m] (het ~), onderkruipsel [m] (het ~), onderdeur, krielhaan, kriel [m] (de ~), kleintje [o] (het ~), onderkruiper [m] (de ~) {zn.}
krielkip [m] (de ~)
ukkepuk
garnaal [m] (de ~)
opdonder [m] (de ~)
opdondertje [m] (het ~)
onderdeurtje [m] (het ~)
onderkruipsel [m] (het ~)
onderdeur
krielhaan
kriel [m] (de ~)
kleintje [o] (het ~)
onderkruiper [m] (de ~) {zn.}
kwaad [o] (het ~), min [m] (de ~), schaduwzijde [m] (de ~), schaduwkant [m] (de ~), opdonder [m] (de ~), tegenvaller [m] (de ~), minpunt [o] (het ~), keerzijde [m] (de ~), keerzij, nadeel [o] (het ~) {zn.}
kwaad [o] (het ~)
min [m] (de ~)
schaduwzijde [m] (de ~)
schaduwkant [m] (de ~)
opdonder [m] (de ~)
tegenvaller [m] (de ~)
minpunt [o] (het ~)
keerzijde [m] (de ~)
keerzij
nadeel [o] (het ~) {zn.}
Zij werd kwaad.
Zij werd kwaad.
Ben je kwaad?
Ben je kwaad?
opstopper [m] (de ~), optater [m] (de ~), aai, opsodemieter, poeier [m] (de ~), loeier [m] (de ~), kleun, watjekouw [m] (de ~), dreun, hijs, doodklap, beuk, baffer, peut, lel [m] (de ~), peuter, opdoffer [m] (de ~), ram, opdonder [m] (de ~), hengst [m] (de ~), oplazer, opduvel [m] (de ~), oplawaai [m] (de ~) {zn.}
opstopper [m] (de ~)
optater [m] (de ~)
aai
opsodemieter
poeier [m] (de ~)
loeier [m] (de ~)
kleun
watjekouw [m] (de ~)
dreun
hijs
doodklap
beuk
baffer
peut
lel [m] (de ~)
peuter
opdoffer [m] (de ~)
ram
opdonder [m] (de ~)
hengst [m] (de ~)
oplazer
opduvel [m] (de ~)
oplawaai [m] (de ~) {zn.}