Vertaling van peil
niveau
hoogte
peil {zn.}
ik peil
jij peilt
hij/zij/het peilt
ik peil
jij peilt
hij/zij/het peilt
» meer vervoegingen van peilen
de positie bepalen van {ww.}
ik peil
jij peilt
hij/zij/het peilt
ik peil
jij peilt
hij/zij/het peilt
» meer vervoegingen van peilen
vademen
sonderen
polsen
peilen
loden {ww.}
ik lood
jij loodt
hij/zij/het loodt
ik vadem
jij vademt
hij/zij/het vademt
» meer vervoegingen van vademen
peil {zn.}
niveau
peil
level {zn.}
ik peil
jij peilt
hij/zij/het peilt
ik peil
jij peilt
hij/zij/het peilt
» meer vervoegingen van peilen
aftasten {ww.}
ik tast af
jij tast af
hij/zij/het tast af
ik peil
jij peilt
hij/zij/het peilt
» meer vervoegingen van peilen
ik peil
jij peilt
hij/zij/het peilt
ik peil
jij peilt
hij/zij/het peilt
» meer vervoegingen van peilen
Voorbeelden in zinsverband
Als ik Esperanto gebruik met hem, voel ik dat we beiden op hetzelfde peil staan, tenminste als we dat zien uit het oogpunt van taal.
Als ik Esperanto gebruik met hem, voel ik dat we beiden op hetzelfde peil staan, tenminste als we dat zien uit het oogpunt van taal.
Als ik Esperanto gebruik met hem, voel ik dat we beiden op hetzelfde peil staan, tenminste als we dat zien uit het oogpunt van taal.
Als ik Esperanto gebruik met hem, voel ik dat we beiden op hetzelfde peil staan, tenminste als we dat zien uit het oogpunt van taal.