Vertaling van ringen
Inhoud:
Nederlands
Nederlands
ringen {ww.}
ringen {ww.}
ik ring
jij ringt
hij/zij/het ringt
ik ring
jij ringt
hij/zij/het ringt
» meer vervoegingen van ringen
Ze draagt ringen aan haar oren.
Ze draagt ringen aan haar oren.
ringen {ww.}
ringen {ww.}
ik ring
jij ringt
hij/zij/het ringt
ik ring
jij ringt
hij/zij/het ringt
» meer vervoegingen van ringen
ringen, ringelen {ww.}
ringen
ringelen {ww.}
ringelen {ww.}
ik ringel
jij ringelt
hij/zij/het ringelt
ik ring
jij ringt
hij/zij/het ringt
» meer vervoegingen van ringen
ringen {ww.}
ringen {ww.}
ik ring
jij ringt
hij/zij/het ringt
ik ring
jij ringt
hij/zij/het ringt
» meer vervoegingen van ringen
beugel , ring (mv. ringen) , wal {zn.}
beugel
ring (mv. ringen)
wal {zn.}
ring (mv. ringen)
wal {zn.}
ring {zn.}
ring {zn.}
De ring was nergens te vinden.
De ring was nergens te vinden.
De ring kon nergens gevonden worden.
De ring kon nergens gevonden worden.
ring , ringetje {zn.}
ring
ringetje {zn.}
ringetje {zn.}
De ring was nergens te vinden.
De ring was nergens te vinden.
Het is uit tussen ons. Geef me mijn ring terug!
Het is uit tussen ons. Geef me mijn ring terug!
ring {zn.}
ring {zn.}
Haar verloofde gaf haar een heel grote ring.
Haar verloofde gaf haar een heel grote ring.
ring {zn.}
ring {zn.}
ring (mv. ringen) {zn.}
ring (mv. ringen) {zn.}