Vertaling van rommel

Inhoud:

Nederlands
Nederlands
rommel, afval [o], schuim {zn.}
rommel
afval [o]
schuim {zn.}
Eerst zagen ze de rommel, vervolgens keken ze elkaar aan.
Eerst zagen ze de rommel, vervolgens keken ze elkaar aan.
In Singapore krijg je een boete als je afval op straat gooit.
In Singapore krijg je een boete als je afval op straat gooit.
rommel, snert, prul, lor {zn.}
rommel
snert
prul
lor {zn.}
rommel {zn.}
rommel {zn.}
rommel, warwinkel, warboel, chaos [m], baaierd [m] {zn.}
rommel
warwinkel
warboel
chaos [m]
baaierd [m] {zn.}
vuil, rommel, uitvaagsel, veegsel, samenraapsel {zn.}
vuil
rommel
uitvaagsel
veegsel
samenraapsel {zn.}
Vuil
Vuil
Zeep helpt het vuil te verwijderen.
Zeep helpt het vuil te verwijderen.
verwarring [v], war, rommel, rotzooi, janboel, wanorde [v], disorde [v] {zn.}
verwarring [v]
war
rommel
rotzooi
janboel
wanorde [v]
disorde [v] {zn.}
Nu ben ik in de war.
Nu ben ik in de war.
Ik ben een beetje in de war.
Ik ben een beetje in de war.
vuil, rommel, afval [o] {zn.}
vuil
rommel
afval [o] {zn.}
De lucht in deze kamer is vuil.
De lucht in deze kamer is vuil.
Mijn kleren waren vuil van de olie.
Mijn kleren waren vuil van de olie.
vuil, Vuilnis [o], vuilnis, rommel, puin, afval [o], rommelzooi, prullaria {zn.}
vuil
Vuilnis [o]
vuilnis
rommel
puin
afval [o]
rommelzooi
prullaria {zn.}
Tom wil dat jij het vuilnis naar buiten brengt.
Tom wil dat jij het vuilnis naar buiten brengt.
De volgende morgen kwam Dima uit de vuilcontainer en realiseerde zich dat zijn kleren nu allemaal naar vuilnis stonken.
De volgende morgen kwam Dima uit de vuilcontainer en realiseerde zich dat zijn kleren nu allemaal naar vuilnis stonken.
aangaan, denderen, rommelen, rumoeren, te keer gaan, leven maken, lawaai maken {ww.}
aangaan
denderen
rommelen
rumoeren
te keer gaan
leven maken
lawaai maken {ww.}

ik ga aan
jij gaat aan
hij/zij/het gaat aan

ik ga aan
jij gaat aan
hij/zij/het gaat aan
» meer vervoegingen van aangaan

in disorde brengen, in verwarring brengen, rommelen {ww.}
in disorde brengen
in verwarring brengen
rommelen {ww.}

ik rommel
jij rommelt
hij/zij/het rommelt

ik rommel
jij rommelt
hij/zij/het rommelt
» meer vervoegingen van rommelen

nasnuffelen, rommelen, wroeten {ww.}
nasnuffelen
rommelen
wroeten {ww.}

ik snuffel na
jij snuffelt na
hij/zij/het snuffelt na

ik snuffel na
jij snuffelt na
hij/zij/het snuffelt na
» meer vervoegingen van nasnuffelen

rommelen {ww.}
rommelen {ww.}

ik rommel
jij rommelt
hij/zij/het rommelt

ik rommel
jij rommelt
hij/zij/het rommelt
» meer vervoegingen van rommelen

rommelen {ww.}
rommelen {ww.}

ik rommel
jij rommelt
hij/zij/het rommelt

ik rommel
jij rommelt
hij/zij/het rommelt
» meer vervoegingen van rommelen

prutsen, aankloten, aanmodderen, aanrommelen, broddelen, flodderen, klungelen, knoeien, mieren, modderen, otteren, pielen, rommelen, wurmen, klooien, kloten, rotzooien {ww.}
prutsen
aankloten
aanmodderen
aanrommelen
broddelen
flodderen
klungelen
knoeien
mieren
modderen
otteren
pielen
rommelen
wurmen
klooien
kloten
rotzooien {ww.}

ik modder aan
jij moddert aan
hij/zij/het moddert aan

ik pruts
jij prutst
hij/zij/het prutst
» meer vervoegingen van prutsen

scharrelen, rondscharrelen, rommelen {ww.}
scharrelen
rondscharrelen
rommelen {ww.}

ik rommel
jij rommelt
hij/zij/het rommelt

ik scharrel
jij scharrelt
hij/zij/het scharrelt
» meer vervoegingen van scharrelen



Gerelateerd aan rommel

afval - schuim - snert - prul - lor - warwinkel - warboel - chaos - baaierd - vuil - uitvaagsel - veegsel - samenraapsel - verwarring - wardonderen - verrichten - zoeken - verzamelen