Vertaling van donderen
ik donder
jij dondert
hij/zij/het dondert
ik donder
jij dondert
hij/zij/het dondert
» meer vervoegingen van donderen
donderen
bulderen {ww.}
ik bulder
jij buldert
hij/zij/het buldert
ik daver
jij davert
hij/zij/het davert
» meer vervoegingen van daveren
kwakken
knikkeren
kegelen
lazeren
zwiepen
mikken
donderen
kogelen
kukelen
kieperen
keilen
jenzen
werpen
plompen
flikkeren
bliksemen {ww.}
ik bliksem
jij bliksemt
hij/zij/het bliksemt
ik gooi
jij gooit
hij/zij/het gooit
» meer vervoegingen van gooien
flikkeren
donderen
mieteren
lazeren
sodemieteren
ploffen
neerkletteren
kukelen
kletteren
duvelen
bliksemen {ww.}
ik bliksem
jij bliksemt
hij/zij/het bliksemt
ik val
jij valt
hij/zij/het valt
» meer vervoegingen van vallen
donderen {ww.}
ik bulder
jij buldert
hij/zij/het buldert
ik bulder
jij buldert
hij/zij/het buldert
» meer vervoegingen van bulderen
etteren
rotzooien
sodemieteren
kloothannesen
lazerstralen
duveljagen
donderen
du(i)veljagen
duvelen
donderstralen
donderstenen
donderjagen
klooien
gallen
kloten
klieren {ww.}
ik donder
jij dondert
hij/zij/het dondert
ik verveel
jij verveelt
hij/zij/het verveelt
» meer vervoegingen van vervelen