Vertaling van schaven
afschaven {ww.}
ik schaaf af
jij schaaft af
hij/zij/het schaaft af
ik schaaf
jij schaaft
hij/zij/het schaaft
» meer vervoegingen van schaven
ik schaaf
jij schaaft
hij/zij/het schaaft
ik schaaf
jij schaaft
hij/zij/het schaaft
» meer vervoegingen van schaven
ik schaaf
jij schaaft
hij/zij/het schaaft
ik schaaf
jij schaaft
hij/zij/het schaaft
» meer vervoegingen van schaven
ik schaaf
jij schaaft
hij/zij/het schaaft
ik schaaf
jij schaaft
hij/zij/het schaaft
» meer vervoegingen van schaven
ik schaaf
jij schaaft
hij/zij/het schaaft
ik schaaf
jij schaaft
hij/zij/het schaaft
» meer vervoegingen van schaven
ik schaaf
jij schaaft
hij/zij/het schaaft
ik schaaf
jij schaaft
hij/zij/het schaaft
» meer vervoegingen van schaven
ik schaaf
jij schaaft
hij/zij/het schaaft
ik schaaf
jij schaaft
hij/zij/het schaaft
» meer vervoegingen van schaven
schaven
schrammen {ww.}
ik ontvel
jij ontvelt
hij/zij/het ontvelt
ik ontvel
jij ontvelt
hij/zij/het ontvelt
» meer vervoegingen van ontvellen
Voorbeelden in zinsverband
Hij ging vorig jaar naar Amerika om zijn Engels bij te schaven.
Hij ging vorig jaar naar Amerika om zijn Engels bij te schaven.
Hij ging vorig jaar naar Amerika om zijn Engels bij te schaven.
Hij ging vorig jaar naar Amerika om zijn Engels bij te schaven.