Vertaling van schranken

Inhoud:

Nederlands
Nederlands
schranken, uitzakken, verzakken {ww.}
schranken
uitzakken
verzakken {ww.}

ik schrank
jij schrankt
hij/zij/het schrankt

ik schrank
jij schrankt
hij/zij/het schrankt
» meer vervoegingen van schranken

kruisen, schranken {ww.}
kruisen
schranken {ww.}

ik kruis
jij kruist
hij/zij/het kruist

ik kruis
jij kruist
hij/zij/het kruist
» meer vervoegingen van kruisen

Het schip zal vannacht de evenaar kruisen.
Het schip zal vannacht de evenaar kruisen.


Gerelateerd aan schranken

uitzakken - verzakken - kruiseninzakken - stellen