Vertaling van sprong

Inhoud:

Nederlands
Nederlands
sprong {zn.}
sprong {zn.}
Hij sprong in het zwembad.
Hij sprong in het zwembad.
Ze sprong rond van opwinding.
Ze sprong rond van opwinding.
sprong [m] (de ~) {zn.}
sprong [m] (de ~) {zn.}
Hij sprong niet hoog genoeg om een prijs te winnen.
Hij sprong niet hoog genoeg om een prijs te winnen.
Hij hoorde een vreemd geluid, dus hij sprong uit bed.
Hij hoorde een vreemd geluid, dus hij sprong uit bed.
sprong, saltatie {zn.}
sprong
saltatie {zn.}
sprong {zn.}
sprong {zn.}
springen, uitbarsten, losbarsten, ontploffen, exploderen {ww.}
springen
uitbarsten
losbarsten
ontploffen
exploderen {ww.}

hij/zij/het explodeerde
zij explodeerden
ik barstte los

hij/zij/het sprong
zij sprongen
ik sprong
» meer vervoegingen van springen

Ik heb de man zien springen.
Ik heb de man zien springen.
Tom pleegde zelfmoord door van een brug af te springen.
Tom pleegde zelfmoord door van een brug af te springen.
springen {ww.}
springen {ww.}

ik sprong
jij sprong
hij/zij/het sprong

ik sprong
jij sprong
hij/zij/het sprong
» meer vervoegingen van springen

springen, openbarsten, barsten, openbersten, bersten, scheuren {ww.}
springen
openbarsten
barsten
openbersten
bersten
scheuren {ww.}

ik barstte
jij barstte
hij/zij/het barstte

ik sprong
jij sprong
hij/zij/het sprong
» meer vervoegingen van springen

In de winter barsten onze lippen.
In de winter barsten onze lippen.
De hel zal openbarsten als je vrouw dit te weten komt.
De hel zal openbarsten als je vrouw dit te weten komt.
springen {ww.}
springen {ww.}

ik sprong
jij sprong
hij/zij/het sprong

ik sprong
jij sprong
hij/zij/het sprong
» meer vervoegingen van springen

scheuren, springen, uitscheuren {ww.}
scheuren
springen
uitscheuren {ww.}

ik scheurde
jij scheurde
hij/zij/het scheurde

ik scheurde
jij scheurde
hij/zij/het scheurde
» meer vervoegingen van scheuren



Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Nederlands

Hij sprong in het zwembad.

Hij sprong in het zwembad.

Ze sprong rond van opwinding.

Ze sprong rond van opwinding.

Hij sprong niet hoog genoeg om een prijs te winnen.

Hij sprong niet hoog genoeg om een prijs te winnen.

Hij hoorde een vreemd geluid, dus hij sprong uit bed.

Hij hoorde een vreemd geluid, dus hij sprong uit bed.