Vertaling van scheuren

Inhoud:

Nederlands
Nederlands
scheuren, springen, uitscheuren {ww.}
scheuren
springen
uitscheuren {ww.}

ik scheur
jij scheurt
hij/zij/het scheurt

ik scheur
jij scheurt
hij/zij/het scheurt
» meer vervoegingen van scheuren

springen, openbarsten, barsten, openbersten, bersten, scheuren {ww.}
springen
openbarsten
barsten
openbersten
bersten
scheuren {ww.}

ik barst
jij barst
hij/zij/het barst

ik spring
jij springt
hij/zij/het springt
» meer vervoegingen van springen

Ik heb de man zien springen.
Ik heb de man zien springen.
In de winter barsten onze lippen.
In de winter barsten onze lippen.
scheuren {ww.}
scheuren {ww.}

ik scheur
jij scheurt
hij/zij/het scheurt

ik scheur
jij scheurt
hij/zij/het scheurt
» meer vervoegingen van scheuren

scheuren {ww.}
scheuren {ww.}

ik scheur
jij scheurt
hij/zij/het scheurt

ik scheur
jij scheurt
hij/zij/het scheurt
» meer vervoegingen van scheuren

scheuren {ww.}
scheuren {ww.}

ik scheur
jij scheurt
hij/zij/het scheurt

ik scheur
jij scheurt
hij/zij/het scheurt
» meer vervoegingen van scheuren

scheuren {ww.}
scheuren {ww.}

ik scheur
jij scheurt
hij/zij/het scheurt

ik scheur
jij scheurt
hij/zij/het scheurt
» meer vervoegingen van scheuren

barsten, scheuren, splijten {ww.}
barsten
scheuren
splijten {ww.}

ik barst
jij barst
hij/zij/het barst

ik barst
jij barst
hij/zij/het barst
» meer vervoegingen van barsten

rijten, scheuren {ww.}
rijten
scheuren {ww.}

ik rijt
jij rijt
hij/zij/het rijt

ik rijt
jij rijt
hij/zij/het rijt
» meer vervoegingen van rijten

racen, sjezen, crossen, scheuren {ww.}
racen
sjezen
crossen
scheuren {ww.}

ik cross
jij crosst
hij/zij/het crosst

ik race
jij racet
hij/zij/het racet
» meer vervoegingen van racen

losrukken, scheuren {ww.}
losrukken
scheuren {ww.}

ik ruk los
jij rukt los
hij/zij/het rukt los

ik ruk los
jij rukt los
hij/zij/het rukt los
» meer vervoegingen van losrukken

doorscheuren, scheuren {ww.}
doorscheuren
scheuren {ww.}

ik doorscheur
jij doorscheurt
hij/zij/het doorscheurt

ik doorscheur
jij doorscheurt
hij/zij/het doorscheurt
» meer vervoegingen van doorscheuren

scheur [m] (de ~) {zn.}
scheur [m] (de ~) {zn.}
Scheur een pagina uit je schrift.
Scheur een pagina uit je schrift.
scheur [m] (de ~), fissuur {zn.}
scheur [m] (de ~)
fissuur {zn.}