Vertaling van racen
Inhoud:
Nederlands
Nederlands
racen {ww.}
racen {ww.}
ik race
jij racet
hij/zij/het racet
ik race
jij racet
hij/zij/het racet
» meer vervoegingen van racen
racen {ww.}
racen {ww.}
ik race
jij racet
hij/zij/het racet
ik race
jij racet
hij/zij/het racet
» meer vervoegingen van racen
racen, sjezen, crossen, scheuren {ww.}
racen
sjezen
crossen
scheuren {ww.}
sjezen
crossen
scheuren {ww.}
ik cross
jij crosst
hij/zij/het crosst
ik race
jij racet
hij/zij/het racet
» meer vervoegingen van racen
rennen, hardlopen, sprinten, snellen, racen, hollen {ww.}
rennen
hardlopen
sprinten
snellen
racen
hollen {ww.}
hardlopen
sprinten
snellen
racen
hollen {ww.}
ik loop hard
jij loopt hard
hij/zij/het loopt hard
ik ren
jij rent
hij/zij/het rent
» meer vervoegingen van rennen
Ik kan rennen.
Ik kan rennen.
Ik kan rennen.
Ik kan rennen.
racen {ww.}
racen {ww.}
ik race
jij racet
hij/zij/het racet
ik race
jij racet
hij/zij/het racet
» meer vervoegingen van racen
vliegen, ijlen, spoeden, reppen, racen, snellen {ww.}
vliegen
ijlen
spoeden
reppen
racen
snellen {ww.}
ijlen
spoeden
reppen
racen
snellen {ww.}
ik ijl
jij ijlt
hij/zij/het ijlt
ik vlieg
jij vliegt
hij/zij/het vliegt
» meer vervoegingen van vliegen
De vogels vliegen.
De vogels vliegen.
Deze vogel kan niet vliegen.
Deze vogel kan niet vliegen.