Vertaling van stom

Inhoud:

Nederlands
Nederlands
stom, toonloos {bn.}
stom
toonloos {bn.}
sprakeloos, stom {bn.}
sprakeloos
stom {bn.}
bot, dom, onbenullig, schaapachtig, stom, zwakhoofdig {bn.}
bot
dom
onbenullig
schaapachtig
stom
zwakhoofdig {bn.}
onintelligent, stom, dom {bn.}
onintelligent
stom
dom {bn.}
duf, kleurloos, monotoon, oninteressant, slaapverwekkend, suf, eentonig, droog, vervelend, dom, stom, saai {bn.}
duf
kleurloos
monotoon
oninteressant
slaapverwekkend
suf
eentonig
droog
vervelend
dom
stom
saai {bn.}
afoon, stom {bn.}
afoon
stom {bn.}


Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Nederlands

Ze was blind, doof, en stom.

Ze was blind, doof, en stom.

Alles wat te stom is om te zeggen, wordt gezongen.

Alles wat te stom is om te zeggen, wordt gezongen.

Ik ben zo stom... Ik probeer je dingen uit te leggen die ik zelf niet begrijp.

Ik ben zo stom... Ik probeer je dingen uit te leggen die ik zelf niet begrijp.