Vertaling van taai
Inhoud:
Nederlands
Nederlands
taai {bn.}
taai {bn.}
taai {bn.}
taai {bn.}
leerachtig, lederen, leren, taai {bn.}
leerachtig
lederen
leren
taai {bn.}
lederen
leren
taai {bn.}
ondergronds, resistent, taai, verzets- {bn.}
ondergronds
resistent
taai
verzets- {bn.}
resistent
taai
verzets- {bn.}
melig, saai, taai, vermoeiend, vervelend {bn.}
melig
saai
taai
vermoeiend
vervelend {bn.}
saai
taai
vermoeiend
vervelend {bn.}
gaan, vertrekken, weggaan, ophoepelen, opkrassen, wegwezen, moven, opsodemieteren, oprukken, oprotten, aftaaien, opstappen, heengaan, opkramen, opflikkeren, opduvelen, opdonderen, nokken, oplazeren, opmieteren, opbreken, afnokken {ww.}
gaan
vertrekken
weggaan
ophoepelen
opkrassen
wegwezen
moven
opsodemieteren
oprukken
oprotten
aftaaien
opstappen
heengaan
opkramen
opflikkeren
opduvelen
opdonderen
nokken
oplazeren
opmieteren
opbreken
afnokken {ww.}
vertrekken
weggaan
ophoepelen
opkrassen
wegwezen
moven
opsodemieteren
oprukken
oprotten
aftaaien
opstappen
heengaan
opkramen
opflikkeren
opduvelen
opdonderen
nokken
oplazeren
opmieteren
opbreken
afnokken {ww.}
ik nok af
jij nokt af
hij/zij/het nokt af
ik ga
jij gaat
hij/zij/het gaat
» meer vervoegingen van gaan
We gaan morgen vertrekken.
We gaan morgen vertrekken.
Ze gaan vertrekken naar New York.
Ze gaan vertrekken naar New York.