Vertaling van vigeren

Inhoud:

Nederlands
Nederlands
vigeren, valideren, geldig zijn, opgaan, gelden {ww.}
vigeren
valideren
geldig zijn
opgaan
gelden {ww.}

ik geld
jij geldt
hij/zij/het geldt

ik valideer
jij valideert
hij/zij/het valideert
» meer vervoegingen van valideren

gelden, vigeren, uitstrekken, valideren, strekken {ww.}
gelden
vigeren
uitstrekken
valideren
strekken {ww.}

ik geld
jij geldt
hij/zij/het geldt

ik geld
jij geldt
hij/zij/het geldt
» meer vervoegingen van gelden



Gerelateerd aan vigeren

valideren - geldig zijn - opgaan - gelden - uitstrekken - strekkenzijn