Vertaling van vuur
ambitie
ijver {zn.}
vlam
opwinding {zn.}
onstuimigheid
heftigheid {zn.}
verve
spirit
gloed
sappigheid
pittigheid
geestdrift {zn.}
gloed {zn.}
vuren
paffen {ww.}
ik paf
jij paft
hij/zij/het paft
ik schiet
jij schiet
hij/zij/het schiet
» meer vervoegingen van schieten
vuren
schieten
paffen
knallen {ww.}
ik druk af
jij drukt af
hij/zij/het drukt af
ik druk af
jij drukt af
hij/zij/het drukt af
» meer vervoegingen van afdrukken
Voorbeelden in zinsverband
Het vuur is uitgegaan.
Het vuur is uitgegaan.
Dood het met vuur!
Dood het met vuur!
Waar rook is, is vuur.
Waar rook is, is vuur.
Vergeet niet het vuur uit te doen.
Vergeet niet het vuur uit te doen.
De kolen gloeide in het vuur.
De kolen gloeide in het vuur.
Een verbrand kind is bang voor het vuur.
Een verbrand kind is bang voor het vuur.
Maar uiteindelijk zette hij het boek op het vuur.
Maar uiteindelijk zette hij het boek op het vuur.
Het is gevaarlijk dicht bij het vuur te spelen.
Het is gevaarlijk dicht bij het vuur te spelen.
We haastten ons in de richting van het vuur.
We haastten ons in de richting van het vuur.
Ik tel tot drie, en dan vuur ik!
Ik tel tot drie, en dan vuur ik!
Omdat het koud was, hebben we een vuur gemaakt.
Omdat het koud was, hebben we een vuur gemaakt.
Omdat het koud was, hebben we een vuur gemaakt.
Omdat het koud was, hebben we een vuur gemaakt.
Waar rook is, is vuur
Waar rook is, is vuur
De mens is het enige dier dat gebruik maakt van vuur.
De mens is het enige dier dat gebruik maakt van vuur.
Door vuur wordt de gehele natuur vernieuwd
Door vuur wordt de gehele natuur vernieuwd