Vertaling van zij
Inhoud:
Nederlands
Nederlands
zij , zijde {zn.}
zij
zijde {zn.}
zijde {zn.}
Iedereen is een maan en heeft een donkere zijde die hij nooit aan iemand laat zien.
Iedereen is een maan en heeft een donkere zijde die hij nooit aan iemand laat zien.
Een kant van een munt wordt 'kop' genoemd, en de andere zijde wordt 'munt' genoemd.
Een kant van een munt wordt 'kop' genoemd, en de andere zijde wordt 'munt' genoemd.
zij , kant , zijde , zijkant, flank {zn.}
zij
kant
zijde
zijkant
flank {zn.}
kant
zijde
zijkant
flank {zn.}
Ik sta aan jouw kant.
Ik sta aan jouw kant.
Bekeken van de zijkant, steken de tanden bovendien naar voren.
Bekeken van de zijkant, steken de tanden bovendien naar voren.
ze, zij {pers. vnw.}
ze
zij {pers. vnw.}
zij {pers. vnw.}
ze, zij {pers. vnw.}
ze
zij {pers. vnw.}
zij {pers. vnw.}
zij, zijde , zijkant {zn.}
zij
zijde
zijkant {zn.}
zijde
zijkant {zn.}
Zij rent.
Zij rent.
Zij kunnen vissen.
Zij kunnen vissen.
zij {zn.}
zij {zn.}
Is zij getrouwd?
Is zij getrouwd?
Zij heeft veel geld.
Zij heeft veel geld.
zij, zijde {zn.}
zij
zijde {zn.}
zijde {zn.}
Voorbeelden in zinsverband
Nederlands
Nederlands
Zij rent.
Zij rent.
Zij kunnen vissen.
Zij kunnen vissen.
Is zij getrouwd?
Is zij getrouwd?
Zij heeft veel geld.
Zij heeft veel geld.
Zij zijn Russisch.
Zij zijn Russisch.
Zij schrijft novelles.
Zij schrijft novelles.
Zij fronste haar wenkbrouwen.
Zij fronste haar wenkbrouwen.
Zij zijn onafscheidelijk.
Zij zijn onafscheidelijk.
Vrede zij met u!
Vrede zij met u!
Zij kunnen Spaans spreken.
Zij kunnen Spaans spreken.
Zij heeft weinig vrienden.
Zij heeft weinig vrienden.
Zij kan piano spelen.
Zij kan piano spelen.
Zij is acht.
Zij is acht.
Zij kunnen Spaans spreken.
Zij kunnen Spaans spreken.
Zij is een beginneling.
Zij is een beginneling.