Vertaling van zwik
Inhoud:
Nederlands
Nederlands
zwik {zn.}
zwik {zn.}
zwik, rijs, twijg, rank {zn.}
zwik
rijs
twijg
rank {zn.}
rijs
twijg
rank {zn.}
zwik {zn.}
zwik {zn.}
zwikje, zooi, zwik, rataplan {zn.}
zwikje
zooi
zwik
rataplan {zn.}
zooi
zwik
rataplan {zn.}
bom , zwik, spon {zn.}
bom
zwik
spon {zn.}
zwik
spon {zn.}
Toen de bom ontplofte was it daar bij toeval.
Toen de bom ontplofte was it daar bij toeval.
Er viel een grote bom, en heel veel mensen kwamen om.
Er viel een grote bom, en heel veel mensen kwamen om.
zwikje, zwik {zn.}
zwikje
zwik {zn.}
zwik {zn.}
zwikhout , wrijfhout , zwik, likhout {zn.}
zwikhout
wrijfhout
zwik
likhout {zn.}
wrijfhout
zwik
likhout {zn.}
knakken, knikken, zwikken {ww.}
knakken
knikken
zwikken {ww.}
knikken
zwikken {ww.}
ik knak
jij knakt
hij/zij/het knakt
ik knak
jij knakt
hij/zij/het knakt
» meer vervoegingen van knakken
knakken, knikken, zwikken {ww.}
knakken
knikken
zwikken {ww.}
knikken
zwikken {ww.}
ik knak
jij knakt
hij/zij/het knakt
ik knak
jij knakt
hij/zij/het knakt
» meer vervoegingen van knakken
zwikken {ww.}
zwikken {ww.}
ik zwik
jij zwikt
hij/zij/het zwikt
ik zwik
jij zwikt
hij/zij/het zwikt
» meer vervoegingen van zwikken
zwikken {ww.}
zwikken {ww.}
ik zwik
jij zwikt
hij/zij/het zwikt
ik zwik
jij zwikt
hij/zij/het zwikt
» meer vervoegingen van zwikken
omslaan, verzwikken, zwikken, verstuiken {ww.}
omslaan
verzwikken
zwikken
verstuiken {ww.}
verzwikken
zwikken
verstuiken {ww.}
ik sla om
jij slaat om
hij/zij/het slaat om
ik sla om
jij slaat om
hij/zij/het slaat om
» meer vervoegingen van omslaan
zwikken {ww.}
zwikken {ww.}
ik zwik
jij zwikt
hij/zij/het zwikt
ik zwik
jij zwikt
hij/zij/het zwikt
» meer vervoegingen van zwikken