Vertaling van maken

Inhoud:

Nederlands
Zweeds
maken, aanmaken, bedrijven, doen, uitbrengen, uitrichten, uitvoeren {ww.}
göra
Wat ga je vanavond doen?
Vad ska du göra ikväll?
Wat kan je nog meer doen?
Vad mer kan ni göra?
componeren, maken, scheppen, schrijven {ww.}
komponera
creëren, maken, scheppen {ww.}
skapa
herstellen, maken, repareren, verhelpen, verstellen {ww.}
rätta
reparera


Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Zweeds

Je vraagt heeft niks met het onderwerp te maken.

Din fråga hör inte till ämnet.

Wees niet bang om fouten te maken als je Engels spreekt.

Var inte rädd för att göra misstag när ni pratar engelska.