Vertaling van naar

Inhoud:

Nederlands
Zweeds
naar, ziek {bn.}
dålig
sjuk
akelig, naar, onaangenaam, verdrietelijk, vervelend {bn.}
förtretlig
oangenäm
obehaglig
otrevlig
aan, bij, naar, tegen, tot, voor, op {vz.}

till
blijkens, ingevolge, langs, naar, volgens {vz.}
alltefter
efter
jämlikt


Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Zweeds

Tom verlangde naar wraak.

Tom ville hämnas.

Mag ik naar huis gaan?

Får jag gå hem?

Ik keerde naar Japan terug.

Jag återvände till Japan.

Ik wil niet naar school.

Jag vill inte gå till skolan.

We plannen een trip naar New York.

Vi planerar en resa till New York.

Je kwam gisteren niet naar school.

Du kom inte till skolan i går.

Ge zoudt naar een tandarts moeten gaan.

Du borde gå till tandläkaren.

Ik vroeg hem naar zijn naam.

Jag frågade honom vad han hette.

Ik kijk uit naar de zomervakantie.

Jag ser fram emot sommarlovet.

Ik luister naar het nieuwste liedje van Björk.

Jag lyssnar på Björks senaste låt.

Ik wil graag dit pakketje naar Canada sturen.

Jag vill sända detta paket till Canada.

Ik ging via de Verenigde Staten naar Europa.

Jag åkte till Europa via USA.

Kijk naar het huis met het rode dak.

Titta på huset med det röda taket.

Ik neem mijn zoon mee naar de dierentuin vanmiddag.

Jag ska ta med min son till djurparken i eftermiddag.

Ze is nieuwsgierig naar wie de bloemen stuurde.

Hon är nyfiken på att få reda på vem det var som skickade blommorna.


Gerelateerd aan naar

ziek - akelig - onaangenaam - verdrietelijk - vervelend - aan - bij - tegen - tot - voor - op - blijkens - ingevolge - langs - volgens